Kaunas, July 2006 – “Kijk dan, die benen. Sjezus. En allemaal hoor. Zit er hier iets in het water of zo ?”
Aldus verzucht een niet bij naam genoemde piloot op een terrasje in Kaunas, Litouwen. De warme zomerzon volop medeplichtig aan het leed dat onder haar stralen geleden wordt. Als diabeten in een Belgische chocolaterie zitten vijf Nederlandse jongens achter een kopje koffie aan de boulevard in Kaunas. Alleen kijken, niet aankomen. Een paar meter verderop gaat een ononderbroken stroom bonbons voorbij, bijna zonder uitzondering gehuld in strakke en vooral ook korte minirok met gelijkwaardig truitje. Hoge stiletto hakken, wapperende haren, het deed in het begin een beetje dellerig aan, maar het went best snel. In de afdeling Vrouwelijk Schoon is Litouwen rijkelijk voorzien, dat is zonder meer bewezen. Opvallend veel fotomodel-mooie dames zoals je ze in Nederland slechts bij uitzondering tegenkomt. En deze boulevard is duidelijk de plaats om gezien te worden. Dus wij kijken. Terwijl onze onderkaak steeds dieper wegzakt in onze schoot deppen we af en toe wat kwijl weg met een papieren servetje en versterken we elkaar in de mening dat wij best een zwaar beroep hebben, zo af en toe, maar vandaag niet. Behalve de zon schijnt er volgens Lex, die wat voorbereidend etnologisch veldwerk heeft verricht, alhier een behoorlijk vrouwenoverschot te heersen. Er zijn dus blijkbaar niet genoeg mannelijke Lee Towers. Maar dat vinden wij geen probleem. Competitie is goed. Vooral als ze midden op straat wordt uitgevochten. Met als belangrijkste wapens oneindige benen en strak omhulde borsten in uitbundig bewegende vrijheid.
Ergens in de straat gaat ter afleiding een autoalarm af. Da’s een verhaal op zich. Het verhaal van de auto sirenes. Dat gaat eigenlijk als volgt. Al die Audi’s en BMW’s die hier rondrijden zijn natuurlijk op enig moment van ons West-Europeanen gejat. Om er nu voor te zorgen dat wij ze niet terug kunnen jatten, bouwen ze er direct een alarm in. Met een afstand bediening. Waarmee je de auto naar believen ‘piep piep’ of ‘pieiep’ kunt laten zeggen. Op de parkeerplaats van een hotel zorgt dat al snel voor een melodieus nachtconcert. Daarnaast is de afstelling van die dingen meestal zo gevoelig, dat je na een zweet trekkende Cepelinai maaltijd niet even discreet kunt ontluchten op het parkeer terrein zonder dat er drie auto’s in je directe omgeving beginnen te joelen en te knipperen.
Maar goed, we dwalen af. We zijn dus in Litouwen en roken doen we ook niet meer. Jaja, dat was een hele strijd, maar we zijn er nu eindelijk definitief van af. U kijkt mij een beetje meewarig aan. Want u denkt ‘Zo zo, alweer ?’. En dat snappen wij ook wel. Ja, alweer dus. Maar deze keer voor ‘t echie. Ik hoef het niet meer. Ik ben ermee klaar.
Dat komt zo: Ik ben naar Litouwen gevlogen met een normale airline. Voor zover je Air Lithuania in dat segment kunt plaatsen. In ieder geval niet met een vliegtuig van onszelf, bedoel ik. Ik had een plaatsje aan het gangpad gereserveerd en kwam dus aan het raam te zitten. Gelukkig was het vliegtuig niet vol, wilde er een familie met baby op mijn plaats zitten en kon ik plaatsnemen naast een ietwat gezette maar jolig uitziende man. We hebben kennisgemaakt en ieder met de krant ongelezen op schoot hebben we de volledige twee en een half uur dichtgepraat. Over van alles en nog wat, maar natuurlijk het meeste over ons werk. Hij is hartchirurg. Een vliegtuigchirurg en een hartchirurg. Je verzint het niet. Hij snapte niet waarom ik nog rookte, ik snapte niet waarom hij nog vloog. We hebben elkaar twee en een half uur bang zitten maken. Hij legde uit wat er met een hart allemaal mis kan gaan als je rookt, ik vertelde met verve over alle rare dingen die ik in de luchtvaart heb meegemaakt. Hij stapte uit met vliegangst, ik met rookangst. Hij zal terug naar Nederland gaan per trolleybus, ik zal nooit meer roken. Die rare loodgieter met zijn bypasses en ontstoppings methodes heeft me goed geholpen.
Nu kwam ik natuurlijk naar Litouwen om wat te doen. En dat is ook gelukt. Bij aankomst op de luchthaven Vilnius stonden de vier mannen me op te wachten in hun kekke zwarte huur-BMW. In brand vliegende Volkswagen Jetta’s ternauwernood ontwijkend hebben we Kaunas kunnen bereiken en onderging ik een van de meest vreemde gewaarwordingen van mijn loopbaan. ‘s Ochtends vroeg was het stralend mooi weer. Allebei de vliegtuigen gingen vliegen. En ik draaide me nog eens lekker om in mijn bedje. Ditmaal was ik niet als Navigator in functie. Ditmaal was ik Monteur. Monteurs zonder vliegtuigen zijn werkloos. Monteurs zonder werk mogen uitslapen. Heerlijk. Na een uitgebreid en vooral laat ontbijt ben ik volgens plan ingecheckt in een ander hotel, gelegen bovenop een heuvel. Met een trap van pakkembeet 500 treden. Door die trap weet je ook direct weer waarom je het doet, dat niet meer roken. Als een oud paard, echt waar.
Die middag hebben we wat gedronken bij een klein jachthaventje. Aan de kade waren ze bezig met een bungee jump apparaat. We zaten enigszins lacherig een ‘weigeraar’ te becommentariëren. We waren ook allemaal roerend eens dat wij zelf ook nooit aan zo’n communistisch stukkie elastiek zouden gaan hangen met de kop naar beneden richting barstig beton. Alhoewel. Allemaal. Niels zat het een en ander te aanschouwen, en merkte terloops op : “Och, ‘k zou er niet voor betalen, maar als het me aangeboden zou worden….”. Direct werden de flappen getrokken. Iedereen stond op en begaf zich richting executie plaats. En het moet gezegd: Hij droeg zijn lot als een ware held. Een voorbeeld voor ons allen. Rots in de branding van het Neerlandsch Heldendom. Het elastiekie hield het waardoor zijn hersenen, voor zover je daarvan kunt spreken bij een piloot, niet uiteengespat zijn op het asfalt. We houden er ook nog een leuk filmpje aan over.
Twee dagen later heb ik samen met Niels de inspectie gedaan waarvoor ik kwam. Op een aftands vliegveld in een hangaar vergeven van hele kleine rotvliegjes en hele oude rotvliegtuigen deden wij ons hoogstaand werk. Nou ja, ik lieg. Omdat het literair-komisch zo grappig liep. Dat van die vliegtuigen viel best wel mee, alhoewel met onze PH-LAW erbij het gemiddelde aardig werd opgehaald. De inspectie verliep verder zonder noemenswaardigheden, en na afloop hebben we direct de financiën afgerond met de directeur van het vliegveld. In hoogst eigen persoon in een kleverig kantoortje uit een slechte sovjet film. Voor de toekomst, zo zei hij, konden we ook wel zijn vliegveld als basis gebruiken, in plaats van het grote vliegveld van Kaunas. Brandstof kon hij regelen. Parkeren kostte bijna niks. Hij beschikte zelfs over appartementen waar we zouden kunnen slapen. Tevens kon hij dan ‘nice ladies’ regelen die ons ontbijt zouden komen brengen. Ik vroeg me af of we ze dan zelf eerst uit bed zouden moeten trappen. Zijn oogjes glunderden. Zijn verhaal was in ieder geval dermate overtuigend dat we wellicht voor de volgende keer onder bestudering van wat verhelderend fotomateriaal tot een goede deal zouden kunnen komen met deze directeur annex pandjesbaas.
En nu zitten we dus weer op een terras in Kaunas, te genieten van het heerlijk overschot dat aan ons voorbij trekt. Zit ik alweer te liegen. Eigenlijk zit ik al lang weer ergens anders. In koud en regenachtig Helsinki. Maar dat is de vrijheid van de schrijver. Om het voor te doen alsof hij ergens is waar hij niet is maar wel zou willen zijn. En aangezien dit verhaaltje ook de ronde zal doen tussen vriendinnen en vrouwen van de piloten en navigators die er de hoofdrol in vervulden rest mij nog een laatste mededeling. Niet alles hierboven beschreven berust op waarheid. Sommige dingen zijn wat aangedikt, andere wat naar de achtergrond verwezen. Zelfs zijn er dingen moedwillig verzwegen. Zoals onze oneindige trouw aan u, onze achterblijvende wederhelft. En onze bereidwilligheid elkaar in deze moeilijke omstandigheden te behoeden voor een mogelijke misstap. Kortom, ik lulde maar wat, en aan u om uit te vinden wat er werkelijk gebeurd is. In Kaunas. Dit voorjaar.