Guatemala City, Maart 2008 – Voor ons hotel in Guatemala City stonden in de regel een stuk of drie taxi’s te wachten op hun ritjes. Allen even wit, even saai en even Japans. Behalve één. De Cadillac. In principe maakten wij geen gebruik van taxi’s omdat we een eigen auto met chauffeur hadden. Op sommige dagen echter hadden we wel een auto, maar geen chauffeur. Dat waren de dagen dat Rodolfo zich vergist had in de tijd, zijn wekker kapot was gegaan, stuck in trafffic was, een bevallende vrouw op straat moest helpen, zijn autosleutels niet kon vinden of willekeurig welke andere smoes aan ons meldde waardoor hij onmogelijk op tijd bij ons hotel kon arriveren. Dus dan namen we maar een taxi. En dan hoopte ik altijd dat De Cadillac vooraan stond. Dat was in alle keren dat ik met de taxi naar het kantoor ging nooit het geval. Ik vreesde al Guatemala te moeten verlaten zonder ooit in De Cadillac te hebben gereden. Maar toen ik op een bewolkte dag het Nationaal Museum wilde bezoeken, en daarvoor een taxi nodig had was het lot mij gunstig gestemd. De Cadillac stond fier vooraan. Nog even was het spannend toen twee hotelgasten voor mij stonden op het bordes, eveneens rondkijkend naar een taxi. Maar met vastberaden blik en een gemompeld ‘disculpe’ passeerde ik deze onwetenden op weg naar De Cadillac. Hij was van MIJ MIJ MIJ ! Eindelijk zou ik ervaren waarover Juha en Teemu hadden verteld. Een ritje in…
De Cadillac.
Alsof een grote kraan hem van bovenop een Amerikaanse schroothoop had gepakt en het kreunend wrak vanaf vijf meter hoogte op de Avenida Reforma weer neder had doen ploffen, zo zag hij eruit, De Cadillac. De bumpers van dit eens zo stoere slagschip waren gebutst en verbogen en vormden nog één geheel met de rest van het automobiel louter en uitsluitend bij de gratie van meerdere rollen grijs superplakband. De Cadillac was van oorsprong wit geweest, dus daar waar de grijze tape gedeeltes van de carrosserie overlapte was uit esthetisch oogpunt het kleurverschil met een spuitbusje witte verf gecamoufleerd.De vezelstructuur van het tape eronder gaf het geheel een grappig kunstzinnig cachet, daar kon Jan Wolkers, god hebbe zijn ziel, nog een puntje aan zuigen. Van verkeerstechnische details als verlichting en knipperlichten was met enig geluk de helft nog in werkende toestand. De rest was zonder veel omhaal overbodig verklaard. In de achterruit zat een barst van links naar rechts, de beide helften vermoedelijk nog bij elkaar gehouden door het donker getinte plakplastic dat standaard is in dit land.
Naast De Cadillac stond El Capitan, bewindvoerder op dit slagschip. Een kort gedrongen manneke met dikke brilleglazen en een vrolijke grijns op zijn smoel. Alle dagen dat wij het centrum in wandelden om te eten groette hij ons vriendelijk. Vandaag trok hij knarsend en piepend de rechter deur voor mij open, die hij dan wel eerst via het voorportier moest open drukken, het handvat aan de buitenkant was jaren geleden al afgebroken. Eenmaal binnen was het een lust voor het oog. Grijze tape all over the place. Eigenlijk de gehele binnenbekleding had een ‘total makeover’ ondergaan. Op het dashboard geplakt een uitstalling van kroost en wederhelft van El Capitan in donkerrode lijstjes. Daarnaast een paar heiligen op goudkleurige bidprentjes zoals dat hoort in een fundamenteel extremistisch katholiek bolwerk als Guatemala.
El Capitan stak de sleutel in het contact. Het starten van de naar schatting zeven nog werkende cilinders was een streling voor mijn techneuten oor. Alle semi-losse onderdelen in het hele schip begonnen vrolijk mee te resoneren met het meeslepend ritme uit het vooronder. Wat een feest ! Wat een orgasme van verval ! Hij trok de pook aan het stuur naar de D van Drive. Het leeft ! Het beweegt ! Versnellend op het ritme van de op en neer gaande zuigers en kleppen koos ons schip het ruime asfalt. De vage lucht van benzinedamp in de kajuit noopte slechts kortstondig tot bezorgdheid. Immers, een raam is zo geopend, zelfs als dat gepaard gaat met het geluid van krassende nagels op een schoolbord.
En dan de rijstijl !! Als een statige limousine kwam de snelheid nooit boven de dertig kilometer per uur. Schat ik, want de kilometerteller bleef brutaal uitdagend op het pinnetje liggen. Bochten en eventuele bobbels in de weg werden stapvoets genomen, passenger comfort was hier nummer één. In werkelijkheid was El Capitan natuurlijk behoedzaam bezig zijn boterham veilig te stellen door elke laatste kilometer nog uit dit reeds overleden scheepslijk te persen. Steeds was hij bedacht op mogelijk weigerende remmen of afscheid nemende vitale onderdelen. Een gat in de weg met teveel snelheid genomen gaf een verbeten grimas op het gezicht van onze Capitan terwijl zijn schip bij afwezigheid van schokdempers nog minuten lang na bleef deinen. Een nietsvermoedende landrot zou nog zeeziek kunnen worden, mij gaf het een onbeschaamd geluksgevoel. Een paar zeilen erop en we zijn compleet.
Optrekken bij stoplichten gebeurde met minutieuze voorzichtigheid, het mechaniek in het vooronder met gevoelige rechtervoet aansporend tot meer geluid. Kolen op het vuur mannen !! De kakafonie van meetrillende onderdelen gaf exact het juiste timbre aan, daar had je geen werkende toerenteller voor nodig. Ik hoopte dat het National Museum een mensenleven verwijderd was van mijn hotel. In deze auto kun je oud worden, glimlachend naar mede weggebruikers, wuivend naar voetgangers, genietend van het kielzog van uitlaatgassen dat het verleden verdoezelt.
Maar ach, te kort duurde deze overtocht. Rochelend kwam het geheel tot stilstand en stilte voor het museum. Dertig Quetzales bestempelden de reis en een glimlach. Ik had bijna verwacht bij het uitstappen een loopplank aan te treffen, en had eenmaal weer op Terra Firma een kort moment last van landziekte. Toen ik na een anderhalf uur het museum weer verliet hoopte ik stiekem dat hij er nog stond, Mijn Cadillac. Maar dat mocht niet zo zijn. Andere gelukkigen hadden blijkbaar succesvol aangemonsterd en deinden nu ergens op de ruwe zeewegen van Guatemala City, onder de standvastige leiding van El Capitan.
Ik hoop dat ze er net zoveel van hebben genoten als ik.