Riga, Juni 2008 – Een mooie ochtend in Riga, Letland. Een ochtend waarop alles lijkt mee te zitten. In plaats van bruut gewekt te worden door een schreeuwende mobiele telefoon ben ik vanochtend geheel uit mezelf wakker geworden. De lucht buiten is strakblauw, dus als het even meezit gaan we vandaag nog wat vliegen. Maar dat is voor straks. Nu kijk in het mooie gezicht van een slapend meisje, een meter van me vandaan. Ik schat haar op een jaar of vijfentwintig. En mooi is ze. Haar hoofd rust op haar arm, ze is diep in slaap. Om haar rechter pols draagt ze een (denk ik zelfgemaakte) armband van doorzichtig satijnen slierten. De kleurige stof past goed bij haar blonde haar, dat er nu wat verward uitziet. Een dunne lok hangt schuin over haar gezicht en beweegt mee op het ritme van haar ademhaling. Ze heeft iets magisch, dit meisje in slaap. Onbewust van de wereld om haar heen, los van alles dat haar overdag misschien bezig houdt, zorgen baart, plezier geeft, verdriet doet.
In ons leven zien we hoofdzakelijk wakkere mensen. Mensen die hun gezicht bewust of onbewust in allerlei grimassen trekken. Zoals het uitkomt of zoals het behoort te zijn volgens de geldende codes. In slaap is die grimas er niet. Als we slapen gaat elke spier terug naar zijn ruststand en krijgt ons gezicht zijn natuurlijke oerstand. Wil je iemand fotograferen zoals hij of zij werkelijk is dan zou je dus eigenlijk moeten wachten tot iemand in slaap is gevallen. Dat zou portretfotografie een saaie bezigheid maken.
Even overweeg ik om mijn fototoestelletje op te zoeken maar bedenk dat ze dan wellicht wakker zou worden. Dan is het magische moment voorbij. Bovendien twijfel ik of ze het op prijs zou stellen in deze hoedanigheid gefotografeerd te worden. Ik laat het achterwege. In plaats daarvan kijk ik gewoon nog even een moment naar haar lieve gezicht. Haar bovenlip is iets omhoog gekruld in een vage glimlach. Een klein spleetje tussen haar lippen laat witte tanden zien. Ze heeft iets guitigs. Het is vast een mooie vrolijke droom die zich achter haar ogen afspeelt op dit moment. Pas nu valt me op dat ze kuiltjes in haar wangen heeft. En vaag, heel vaag een paar sproetjes onder haar ogen. Elke vent met een hart in zijn donder zou op dit moment een beetje verliefd worden. En dat gebeurt dan ook. Dit engelachtige meisje waarvan ik de naam niet weet, omdat ik het niet dorst te vragen. Wat vreselijk om haar nu wakker te moeten maken.
Maar we hebben nog meer te doen. Dus tik ik voorzichtig op de voorruit en zie haar veel te erg opschrikken. Sorry sorry sorry ! Wat heb ik een spijt. Als we instappen worden we verwelkomd door de warme geur van slapend meisje. Ze zet haar stoel rechtop en ordent haar haar een beetje. Ik glimlach, mompel ‘No problem’ en vertel haar dat we naar het vliegveld willen. Slaapdronken start ze de auto en rijden we direct al bij de eerste bocht over iets heen dat een behoorlijke klap geeft. Zelf zit ze daar niet mee, en al sturend en schakelend komt ze terug in de wereld die realiteit heet. Veilig komen we aan op het vliegveld, ze weet van Devin nog een kleine fooi los te peuteren en we zien haar wegrijden. Ze laat me achter met haar geur nog in mijn neusgaten en een nieuw taxiverhaaltje in het geheime opslagplaatsje in mijn hoofd. Een uur later, in de klim naar flightlevel two two zero probeer ik haar engelengezicht nog eens voor mijn geestesoog te halen. Dat lukt niet. De verliefdheid is ook alweer weg, merk ik. Had ik toch een fotootje moeten nemen. Verdorie !