Guatemala City, Februari 2006 – Het is goed om weer Spaans te horen om me heen. Je kunt heimwee hebben naar je geboorteland. Of plaats. Dat wist ik. Maar kun je ook heimwee hebben naar een taal? Zelfs als die niet eens je eigen is ? Ik kom er eigenlijk nu pas achter hoeveel ik van het Spaans ben gaan houden. Een taal die zonder uitzondering gepaard gaat met veel handgebaar en een golvende melodie. Storende factor is de wetenschap dat de overgrote meerderheid van de Spaans sprekende bevolking in dit ruige land in het bezit is van een vuurwapen. Een beetje een valse noot in de melodie zullen we maar zeggen. Niettemin geniet ik van het verblijf hier, nu al weer een maand, en dit schrijvende kijk ik terug op een bewogen en internationaal jaar.
Allereerst een opdrachtje van anderhalve maand in Cambodja. Om verschillende redenen zal die periode in mijn geheugen gegrift blijven. In Cambodja werd ik ontmaagd. Qua motorrijden dan. De tochten met Jeroen en Sig door het platteland rondom Phnom Penh zijn een blijvende herinnering. Het Candlelight Dinner met een blonde schone, heel romantisch en met uitzicht op het hotel alwaar haar ridder met overgave over de toiletpot zat gebogen. Ik zal het niet snel vergeten.
Terug in Nederland wachtte een redelijk druk seizoen, direct daarna gevolgd door een hot naar her Scandinavisch seizoen. Eindelijk heb ik Helsinki leren kennen, en ben ik er ondanks mijn afkeer van grote steden een beetje van gaan houden. Tijdens deze periode hebben we ook de Baltische staten Estland, Letland en Litouwen onder handen genomen. Net bevrijd van het Sovjet regime, nieuwe broeders in onze hechte Europese gemeenschap. Ja, dat was een vleugje cynisme. In deze voormalige oostbloklanden troffen we een rijke overvloed aan vrouwelijk schoon onder de stralende zon. Dames die vanwege het heersend mannentekort zeer toegewijd waren aan het zo aantrekkelijk mogelijk uitstallen van, laten we zeggen, hun goede kanten. Marketing op zijn best en wij, jongens uit het beloofde land als gewillige doelgroep.
Na een kort uitstapje in Zweden volgde een paar weken in Doha, Qatar. Talk about culture shock. Mijn eerste kennismaking met de Arabische wereld en temperaturen boven de 40 graden. Als je ergens schaduw kon vinden tenminste. Qatar, het thuisland van Al-Jazeera, was een fantastische mix van Arabische cultuur met Westerse en Pakistaans/Indische invloeden. We hebben foto’s gemaakt boven gasinstallaties, olievelden en pompstations en zagen mammoettankers als een zuigeling aan de borst om de moedermelk van de westerse wereld tot zich te nemen. Allah zij geprezen dat de Airco in onze Cheyenne het bleef doen.
Na Qatar weer de beurt aan Finland en Zweden, met een paar daagjes in Ierland voor onze doorlopende opdracht daar. Bij gebrek aan beter hadden we een overnachting in een soort omgebouwd landhuis met direct onder mijn raam een eeuwenoude begraafplaats. ‘s Ochtends hingen er grijze slierten mist rond de voornamelijk naamloze grafstenen. Geen weerwolf gezien trouwens.
Na Scandinavië en Ierland twee keer naar Saoudi Arabië. Eerst om een bandje te verwisselen, een paar weken later voor een wat langere periode. En wel in de heilige stad Madinah, waarvan het centrum voor ons christenhonden verboden terrein is. Haram op straffe van vijftig stokslagen per dag. Het hotel en het vliegveld waren de enige plekken waar wij infidels ons op mochten houden. Ik vond het een hele ervaring om in dit Staphorst van de islamitische wereld rond te mogen kijken. Vijf keer per dag moest er hier gebeden worden, waarbij de gehele economie even tot stilstand kwam. Dan stond je weer buiten met je kopje koffie en je kaneelbroodje bij de Starbucks. Winkels en bedrijven sloten voor een uur de rolluiken. Het eerste gebed begon al rond half vijf ‘s ochtens. Gelukkig een totaal onchristelijk tijdstip, waaruit wij dankbaar opmaakten dat wij niet mee hoefden te doen.
Omdat er voor de rest niet veel te beleven viel sloeg dan al snel de verveling toe. Op mijn hotelkamer lag een Koran en een bidkleedje. Op de tafel ernaast zat een soort button geplakt met daarop een pijl richting Makkah. De muzelman verlangt richting bij zijn dagelijkse aanbidding en dat viel te regelen. De button bleek niet erg vast te zitten. Op mijn computer was het met een GPS programmaatje een peulenschil om de exacte richting naar het Witte Huis te berekenen. Puur verveling zeg ik u. En ik heb diep berouw. Niettemin heb ik dan wel mooi de berg Arafat mogen aanschouwen, waar vanaf Mohammed de ongelovigen naar beneden stortte. Dat pik je dan toch maar weer even mee.
En nu zit ik dus in Guatemala. Ja, zoek dat maar eens even op in je atlas. Da’s een heel eind waterfietsen. Land van vulkanen, quetzales en shotguns. Had ik in mijn hele leven nog geen werkende vulkaan van dichtbij gezien, hier zie je altijd wel ergens aan de horizon zo’n schoorsteen van moeder aarde. Een paar weken terug schijnt er zelfs een aardbeving te zijn geweest, een normaal verschijnsel dat bij vulkanen en breuklijnen hoort. Het was twee uur ‘s nachts en ik ben er dwars doorheen geslapen. Blijkbaar is er meer nodig dan een lullig aardbevinkie om Hansje uit zijn slaap te trillen. Een gerust geweten, snapt U.
Bij aankomst hier moest er eerst even een nieuwe motor op het vliegtuig worden gesleuteld. Dat was eigenlijk heel snel achter de rug, en vanaf dat moment hebben we, om het maar eens plastisch uit te drukken, de ballen uit de broek gevlogen. Met hindernissen, dat wel. Vooral in het begin ging het een na het ander kapot of verkeerd. Alsof er elke avond Indianen bij een kampvuurtje voodoo naalden in een vliegtuigje zaten te prikken. Ik zal het niet allemaal opsommen, maar het was elke dag wel weer wat anders. De eerste dag dat we terugkwamen zonder panne gaf dan ook een heel leeg gevoel.
Sindsdien gaan de zaken vrij goed. We maken veel uren, en na de laatste vlucht gister stond het project op 49,77 %. Bij thuiskomst moet ik nog wel even met Lex praten. Weinig vliegen. Genoeg tijd voor andere dingen. Meestal slecht weer. En als je al vliegt ben je om twee uur weer thuis. Nou, Lex, laat ik het er op dit moment even op houden dat we nu alweer bijna door de uren heen zijn, en dat ik de buitenverlichting van het vliegtuig ook al heb moeten gebruiken. Ik had er op gerekend flink veel te kunnen schrijven, en een beetje aan mijn internet pagina’s te kunnen sleutelen. Daar komt dus niks van terecht. Maar goed, Lex, we hebben het er nog wel eens over hoe we deze miscommunicatie weer recht kunnen zetten. De volgende periode Bangladesh is in ieder geval voor jou.
Hoe kan ik Guatemala tot nu toe beschrijven ? Niet heel uitgebreid in ieder geval. Met uitzondering van een tussenlanding op Tikal, en een uitstapje naar Antigua heb ik eigenlijk alleen iets te zeggen overGuatemala City, de hoofdstad van dit landje. De Lonely Planet, bijbel van de BackPackers die ook dit land in ganzenpas doorkruisen is er kort over. “Als je noodgedwongen toch een paar dagen in deze stinkstad moet verblijven, dan zijn er een stuk of drie dingen te bezichtigen”. Bij twee van deze items besliste onze driver al direct dat dat impossible was want te gevaarlijk. Dus niet naar de Plaza Mayor en de Central Market. Hm. Ik moet hem er toch nog eens over aan el diente voelen, want als die naïeve backpackers er naartoe kunnen, waarom wij dan niet ? Misschien had onze Rodolfo gewoon geen zin die dag. Hoe dan ook, Guatemala City is een stad die naar diesel ruikt en waar je nergens aan het geraas en getoeter van het verkeer ontkomt. De voornaamste oorzaken van deze dieselstank zijn de vele bussen die hier de wegen onveilig maken. Ik vermoed dat de bussen privé bezit zijn, want er is een grote variatie, zowel in uiterlijk als in staat van onderhoud. Sommige zijn helemaal opgeleukt en erg bling bling, anderen verkeren in erbarmelijke staat en zijn eigenlijk al overleden. Maar zonder uitzondering braken ze schrikbarende hoeveelheden verstikkende dieselrook uit, de vulkanen zijn er niks bij. Roetfiltros zijn hier nog niet geheel ingeburgerd, en dus ligt hier een taak voor de rooibossers van Verde Izquerda. Naast de paar bezienswaardigheden van de stad heeft de Lonely Planet het vooral over het verstoppen van je geld en paspoort in een plastic zakje in de spoelbak van het toilet, en hoe te handelen als je slachtoffer wordt van een overval. Daar heb ik geen boodschap aan. Wij hebben een kluisje op onze hotelkamer, en van overvallers hebben we in deze goedbewaakte want rijke buurt nog niks gemerkt. Op elke hoek van de straat en voor elk hotel of parkeerplaats staat zo’n ventje met een grote shotgun een beetje verveeld voor zich uit te kijken. Meestal zijn het zulke aftandse wapens dat het waarschijnlijk een groter gevaar is voor hemzelf dan voor zijn target, maar als crimineel durf je het risico toch niet te nemen dunkt me. Een week geleden hoorde ik een keiharde knal, gevolgd door een hoop kleine knallen. “Daar zul je het gedonder hebben” dacht ik nog. Met mijn cameraatje in de aanslag tijgerde ik in onderbroek naar het hotelraam. Elk moment verwachte ik het geluid van rinkelend glas en fluitende kogels over mijn hoofd. Maar dan wilde ik er toch op zijn minst een filmpje van maken. Nou goed, het liep dan met een sisser af, maar ik blijf erbij dat in een land als dit, ook al is het bevrijdingsdag, het gebruik van vuurwerk verboden zou moeten worden. Of toch op zijn minst in drie talen van tevoren aangekondigd.
Afgezien van vuurwapens en vuurwerk is het verkeer hier ook niet ontdaan van uitdagingen. Bijna zonder uitzondering zijn de auto’s hier geblindeerd met zwaar getint plakplastic van de Halfords of de Gamma. Vaak ook de voor- en achterruit. Voetgangers oversteekplaatsen liggen er wel maar zijn verder van geen betekenis. Als wandelaar ben je vogelvrij, en als gringo heb je ook nog eens extra bonuspunten op je hoofd staan. Althans zo lijkt het, want stoppen of zelfs vaart minderen doen ze hier niet, mocht je het verkeerde moment hebben gekozen in je poging de andere kant van de weg te bereiken. En als je dan weer eens bijna van je sokken wordt gereden door zo’n geblindeerde wegpiraat dan hou je in het kader van de algehele waterdichtheid je middelvinger ook maar in je zak. Je weet tenslotte maar nooit wat die temperamentvolle en lichtgeraakte meneer in zijn handschoenenkastje heeft liggen. Een paar weken terug was er hier een paar honderd meter vandaan een schietpartij op de doorgaande weg. Geen voorrang gegeven, denk ik dan. Eigen schuld dikke bult. Relativerend dient gesteld te worden dat al dit soort dingen natuurlijk ook in Amsterdam of Rotterdam aan de orde van de dag zijn, daar kun je je leven niet door laten vergallen. Als je de uitdraai leest van het ministerie van buitenlandse zaken, met daarin richtlijnen voor de zakenman in Guatemala durf je al bijna het hotel niet meer uit. Onzin natuurlijk. Je moet je gewoon een beetje aanpassen aan de omstandigheden. Niet ‘s nachts in je uppie door donkere straatjes stekkeren met je zakken vol flappen en een stuk in je kraag. Niet teveel met camera’s en dure telefoontjes flashen. Je kunt ook de strategie volgen van de Amerikaanse toeristen hier. Die wapenen zich met dikke lagen blubberend bulletproof lichaamsvet en verplaatsen zich alleen in kuddes tussen voederplaats en voederplaats. Daarmee zijn ze too much to handle voor een gemiddeld uitgemergeld Guatemalteeks crimineeltje en dus relatief veilig. Have a nice day.
Op culinair gebied kom je in de buurt waar wij wonen prima aan je trekken. Net als de Spanjaarden houden ook de voormalige Maya’s van lekker eten. Lokaal, Peruaans, Nicaraguaans, Mexicaans, Spaans. Alles is voorhanden. De lekkerste steaks zo van het houtvuur. En voor prijzen waar je in Nederland nog geen frietje voor koopt. Met name mijn spiegelbeeld wordt een beetje vadsig, die moet maar eens wat vaker de trap nemen. Ook aan bars en (voor de jeugd) discotheken is hier geen gebrek. Bij vele daarvan staat naast de ingang een bordje waarop een pistool met een kruis er doorheen. Geen wapens mee naar binnen nemen. Afgeven bij de portier in ruil voor een bon met een nummertje. Zo wilden we op een goede avond eens naar binnen bij een euhh, ‘bar’ om een biertje te drinken. De portier annex parkeerwachter die ons aan had zien komen klopte driemaal op de buitendeur waarna als in een film een luikje openschoof. Twee schichtige ogen bekeken kort het aanbod, en de deur ging open. Waarop wij natuurlijk met zijn vieren naar binnen stiefelden in het krappe halletje. Dat was een vergissing. Met handgebaar en een paar engelse woorden maakte hij ons duidelijk dat we weer naar buiten moesten. Daarna werden we één voor één weer naar binnen gehaald, uitbundig gefouilleerd en vervolgens door een schuifdeur met spiegelglas de bar in geleid. Veiligheid voor alles, dat spreekt. Op een podium stond een dame met een chromen paal te dansen. Om ons heen liepen en zaten veel dames in een soort konijn kostuum met een pluimstaartje en roze oortjes, carnaval begint vroeg dit jaar. Ik vermoed dat de konijntjes het warm hadden want ze waren afgezien van dat staartje en die oortjes verder schaars gekleed. De mevrouw op het podium met de paal kreeg het van al het gedans zo mogelijk nog warmer, die had opeens niks meer aan. Ja, dat soort dingen kun je vanaf de buitenkant niet zien hè, dat dat dan zo gebeurd in zo’n tent. Anders waren we natuurlijk nooit naar binnen gegaan, dat snappen onze betere helften in Nederland ook wel. Jammer genoeg kon het bier alleen per emmer van vijf flesjes worden besteld, dus moesten we noodgedwongen toch nog even blijven zitten. De dame op het podium werd afgewisseld. Het was duidelijk een van de meer lugubere tenten in dit deel van de stad. Enige tijd later kwam een volgende klant het etablissement binnen. Voordat hij gefouilleerd werd pakte hij al routinematig een groot zwart pistool uit zijn broekriem, klikte al babbelend de patroonhouder eruit en overhandigde het geheel met een nonchalant gebaar aan de portier, waarna hij lekker gezellig bij ons aan de bar kwam zitten. Nu werd het óns toch een beetje te warm. Na een laatste slok uit onze emmer bliezen wij vriendelijk lachend de aftocht, op zoek naar de koele avondlucht van Guatemala City.
Ja ja, je maakt wat mee.
Welaan, alweer genoeg geschreven. Later meer over dit mysterieus land, ons uitstapje naar Tikal en Antigua, het leven in dit Hotel en nog veel veel meer.
Hoop ik.