Athene, Oktober 2013 – In de hoorn klinkt de opname van een Griekse dame die mij op monotone wijze vertelt dat mijn taxi is gearriveerd. Met ons kleine gezinnetje hebben we zojuist het traditionele zaterdagochtend ontbijt gehad. Het komt niet heel vaak voor dat ik op zaterdag vrij ben, dus het is altijd een evenement als het gebeurt. Bij de bakker op de hoek haal ik verse croissants, krentenbrood dat soms nog warm is van binnen en vers gebakken geurend sesam brood. Ondertussen bakt Elina scrambled eggs met bacon en zet vier glazen op tafel. Fruitdrank voor ons en voor de meiden melk. Penny, de jongste, is vaak al vroeg wakker en heel opgelucht als de rest van het huis ook wakker wordt. Pavlina is in de regel nog met geen vijf paarden uit bed te trekken, maar voor het zaterdagochtend ontbijt wordt steevast een uitzondering gemaakt. Het is fijn om te zien dat ook zij het een heerlijk begin van het weekend vinden. Onze meiden. Vers uit bed, de lange haren nog ongekamd, babbelend over wat ze allemaal gaan doen dit weekend.
Met een glimlach op mijn gezicht stap ik dan ook naar buiten waar de Griekse zon me verwelkomt. De lucht is frisjes maar helderblauw. Herfst in Athene is net een beetje anders dan in Nederland, bedenk ik me. Daar hebben ze de eerste nachtvorst al weer gehad las ik. De stakkers.
Inderdaad staat er een taxi te wachten. Onverwacht effectief, dit systeem. Ik stap in naast de chauffeur die me een nauwelijks hoorbaar ‘Kalimera’ toemompelt. Eigenlijk is dat ook de enige overeenkomst tussen Griekse en Nederlandse taxi chauffeurs. Ze spreken geen van allen Nederlands. Voor de rest ziet deze man eruit als de vleesgeworden Zorba. Zwaar behaarde armen en een verzameling gouden kettinkjes verstopt in een oerwoud van borsthaar. Wel een brilletje, dat dan weer wel. Zorba wordt ook een jaartje ouder.
In mijn beste Grieks vertel ik de man dat we naar Galatsiou gaan. Een stadswijk net voorbij het Olympisch Stadion waar we mijn motorscooter gaan ophalen. Hij vindt het allemaal best. Glurend over zijn brilletje tikt Zorba het adres in één van de drie schermpjes op zijn dashboard. Die dingen zijn op Griekse wijze professioneel geïnstalleerd. Een spaghetti van draden die met grote hoeveelheden plakband in het gareel worden gehouden. Of niet.
De rest van het dashboard is gevuld met gouden en gekleurde bidprentjes. Om de spiegel hangt een ketting met dikke kralen. Op het eerste gezicht hebben we hier te maken met een zeer religieuze taxichauffeur. Die kom je wel vaker tegen. In Helsinki probeerde er één ons zelfs te bekeren. Ik maak me dus nog geen zorgen.
Dat verandert bij het eerste stoplicht. Net voor we optrekken zie ik uit mijn ooghoek hoe de beste man een kruisje slaat. Da’s op zijn minst opmerkelijk, bedenk ik me. Misschien heb ik me vergist. Veegde hij gewoon een stofje van zijn shirt. Maar bij het volgende stoplicht gebeurt hetzelfde. De man slaat echt een kruisje elke keer als we gaan rijden. Heeft hij geen vertrouwen in zijn bekwaamheid als chauffeur? Of vertrouwt hij de rest van de Griekse chauffeurs niet ? Dat laatste is niet geheel onaannemelijk. Dat doe ik namelijk ook niet. En zelfs vol wantrouwen kan het dan toch nog fout gaan. Tenslotte zijn we nu op weg mijn gerepareerde scooter op te halen. Die frommelde ik drie weken geleden zeer vakkundig onder een vrachtwagen. Verzekeringswerk, want geen werkende richtingaanwijzer te vinden op die kar. De schaafwonden zijn ook alweer genezen. Kortom, voor een religieus man als Zorba hier naast me die de hele dag op de weg zit kan een beetje hulp van boven nooit kwaad. Maar om nou voor elk stoplicht een kruisje te slaan gaat me dan toch ook weer net iets te ver. Ik voel me ongemakkelijk.
Ik moet denken aan de keer dat ik op weg was naar Medinah, Saoedi Arabië. Met KLM naar Jeddah, daar een taxi naar de domestic terminal en met Saudi Arabian Airlines naar Medinah. Na veel verwarring zat ik bezweet op mijn plek en taxiede het vliegtuig naar de baan. Eenmaal opgelijnd met de startbaan klonk er opeens een donkere arabische stem uit de luidsprekers. Allahu akbar, Allahu akbar gevolgd door een onverstaanbaar gebed. Direct gevolgd door de motoren die vol open gingen en het vliegtuig dat steeds sneller over de startbaan raasde. Elk moment verwachte ik dat het vliegtuig zich, bestuurd door op zelfmoord beluste extremisten, zich in de verkeerstoren zou boren. Extern wist ik me te beheersen. Maar intern schreeuwde ik ‘OH MY GOD OH MY GOD WE’RE ALL GONNA DIEEEEEEE !!!!’.
Toen ik om me heen alleen maar krantenlezende arabieren zag, en een moeder die glimlachend haar dochtertje op een bezienswaardigheid buiten het raam wees verminderde mijn angst geleidelijk. Ik concludeerde dat ofwel de vliegtechnische vaardigheid van de crew, ofwel de luchtwaardigheid van het toestel te wensen overliet teneinde zo’n schietgebedje voor take-off te rechtvaardigen. Mijn westerse seculiere inborst zullen we maar zeggen. Zonder kleerscheuren maar een ervaring rijker kwam ik aan op Medinah.
En nu zit ik dus in deze taxi. Ik probeer een gesprek aan te knopen over het mooie weer, maar meer als een ‘Nai’ komt er niet uit. Ik merk ook dat hij alleen zijn kruisjes slaat als ik min of meer de andere kant op kijk. Zelf vindt-ie het dus ook niet helemaal normaal. Gelukkig is het op de zaterdagmorgen nog niet echt druk en na enig zoeken (het linkerschermpje is het niet eens met het rechterschermpje, qua navigatie) vinden we het adres. De meter wijst 10 euro 50 aan, maar Zorba geeft aan met 10 euro genoegen te nemen. Da’s wel een first hier. Maar waarschijnlijk is-ie zelf ook blij dat hij het overleefd heeft.