Boekarest, Mei 2003 – Een zonnige zondagochtend in Boekarest, Roemenië. Casper belt om te melden dat er vandaag niet wordt gevlogen. Een leuke mogelijkheid om nog wat de stad in te gaan. We spreken af elkaar te ontmoeten in de buurt van zijn appartement.
Op mijn gemak keutel ik nog wat in mijn uitermate shabby hotelkamertje, en stap met ware doodsverachting in de gammele lift naar beneden om een taxi te pakken. Eenmaal buiten aangekomen zie ik er al een staan op het pleintje naast het hotel. De auto ziet er van buiten wat afgeragd uit, maar nieuwe taxi’s was ik hier toch ook nog niet tegengekomen, dus ik ben (nog) niet ongerust. Het zijn op enkele uitzonderingen na allemaal Dacia’s 1300, een Roemeense kopie van een Renault ontwerp uit de jaren 60. In deze stad rijden er duizenden. Ook onder de bevolking is het een veelgebruikt type. Blijkbaar een overblijfsel uit de tijd van het communisme. Iedereen hetzelfde, behalve de partijleiders.
Dichterbij gekomen blijkt dat deze taxi het stadium afgeragd reeds ver voorbij is. Dit wonder van techniek wordt nog slechts bijeen gehouden door pure wilskracht. Samengebracht door de ideologie van de gebalde rode vuist met hamer en sikkel, het feit dat het samenraapsel van verroeste onderdelen nu nog op zijn wielen staat is een klein wonder . De ramen zijn zo te zien permanent half open, de voorruit gebarsten. Wanneer ik de rechter deur met enige hulp van binnenuit opentrek valt deze vijf centimeter naar beneden in zijn scharnieren. Oud en versleten, en der dagen zat.
De chauffeur is dit allerminst. Een dertiger, met een zigeuneresk uiterlijk en een vrolijke verontschuldigende lach terwijl ik zo goed en zo kwaad als het gaat mijn portier weer optil en dichttrek.
Ik kom te zitten in wat ooit een stoere zetel was. Gevuld met prima kwaliteit schuim en een netwerk van veren dat de onmetelijke veerkracht van het communisme als staatsleer weerspiegelt. Maar dat was in de tijd van de Beatles. Zoals het communisme vergankelijk bleek, zo ook is uit deze zetel alle veerkracht verdwenen, en het schuim verpoederd. Wat overblijft is een soort hangmatje van versleten nepleer over een stalen frame. Ik herinner me het ‘Comfort Taxi’ bedrijfslogo op de buitenkant van de deur en glimlach vriendelijk naar de chauffeur.
Een vlaag van mededogen komt over me wanneer hij vraagt waar we naartoe gaan. Want hoe kun je een arm mechaniek als dit nu het meest van dienst zijn ? Oud en der dagen zat, versleten en moe. Geen reparatie meer mogelijk. Ik zeg ‘Piata Universitat’ , maar eigenlijk alleen omdat ik de Roemeense term voor ‘autokerkhof’ niet weet. Ik weet zeker dat zelfs meneer Rouvoet de euthanasie van dit armzalige vehikel met goddelijke overtuiging door de vingers zou zien.
De motor komt na een paar keer proberen twijfelend tot leven. Alle Roemeense taxi’s stinken naar benzine als je erin zit. Deze heeft daar wel heel erg last van. De bidprentjes op het dashboard lijken hun neus op te halen en ik ben blij met de open ramen. Langzaam komt de overledene op gang. Spiegels zijn een luxe artikel uit het verre verleden en als je langzaam genoeg invoegt heeft iedereen tijd genoeg om uit te wijken.
Nu moet u weten dat de Roemeense straten niet geheel hetzelfde zijn als de vers geasfalteerde zwarte biljartlakens die wij in Nederland kennen. De straten hier zijn aangelegd door stoere arbeiders die onder het zingen van galmende werkmansliederen hun door zweetparels gesierde diepbruine torso’s lieten kraken voor het welzijn van het volk. Maar ook dit was in de tijd van de Beatles. Sindsdien is er geen spatje teer of asfalt meer aan te pas gekomen. Cakewalk is een te zwakke term. Gaten van soms een halve meter diep in het asfalt. Opgebroken stukken die ternauwernood dichtgegooid zijn. Scheuren en barsten die tot hard remmen nopen. De beste chauffeurs zijn zij die precies weten aan welke kant van de weg de beste stukken zitten, en hoe hard je kunt rijden om niet met te hoge snelheid over het volgend wegbrede obstakel te stuiteren.
Het gerammel in deze auto is oorverdovend. Het verband tussen de diverse onderdelen is ondertussen blijkbaar enigszins losjes geworden. Het remmen wordt steeds voorafgegaan door een luide knal, gevolgd door hartverscheurend geschraap. Blijkbaar heeft de chauffeur er alle vertrouwen in, dus wat maak ik me druk. Alleen in films schieten auto’s door hun remmen om vervolgens op spectaculaire wijze te exploderen. Toch ? De benzinegeur begint me nu toch wat te ergeren. In linkerbochten houd ik me met de linkerhand vast aan de onderkant van de stoel, en met de rechter houd ik het portier vast. Ik heb niet veel vertrouwen in het dichtblijven van dat ding. Daarbij neem ik voor lief dat er zo doende een risico bestaat met stoel en al het vehikel te verlaten .
Maar waar ik eigenlijk dit stukje over ben begonnen, is de vreemde rijstijl van deze man. Hij is zonder twijfel de meest zuinige rijder van heel Boekarest en omstreken. Direct nadat we snelheid hebben gemaakt vanaf het hotel, zet hij de motor weer uit. Ik kijk hem eens aan, maar hij lacht vriendelijk, de taal barrière misbruikend in zijn voordeel. De weg loopt iets af, dus de snelheid blijft er redelijk in. De rest van de weg gaat eigenlijk hetzelfde. Motor aan, snelheid maken, motor uit. Uit laten rollen tot de overige automobilisten op hun voorhoofd beginnen te wijzen, en vervolgens weer starten, snelheid maken etc. Greenpeace zou tevreden zijn. Ik ben wel blij dat men in 1960 het stuurslot nog niet had uitgevonden.
Ook bij elk stoplicht gaat de motor uit. Nu moet ik als voorinformatie nog even uitleggen dat de survey crews die hier nu een aantal weken werken een nieuwe definitie hebben uitgevonden voor de nanoseconde. In Roemenië wordt de nanoseconde afgemeten aan de tijd die zich bevindt tussen het op groen springen van een stoplicht, en het luidruchtig toeteren van de auto’s in de tweede rij mochten de auto’s in pole position nog niet vertrokken zijn. Mijn chauffeur laat dit allemaal koud. Gaat het licht op groen, dan start hij op zijn gemak de motor en zo puffen we dan weer vrolijk verder. Ik vind het een vrolijk gebeuren, en omdat het allemaal ook niet zo hard gaat ben ik best op mijn gemak bij deze milieu activist avant la lettre. Ik hoop dat hij een dezer dagen ook dat benzinelek eens opspoort. De bidprentjes op zijn dashboard zullen hem er dankbaar voor zijn.
De rit was ook een van de goedkoopste tot nog toe. 25000 Lei, 75 eurocent of zo. Ik heb hem een flinke fooi gegeven. Monumenten van het communistisch ideaal zoals deze hebben immers zo af en toe ook wat kapitalistische hulp nodig om overeind te blijven.
Met vriendelijke groet,
Kameraad Hans