browser icon
You are using an insecure version of your web browser. Please update your browser!
Using an outdated browser makes your computer unsafe. For a safer, faster, more enjoyable user experience, please update your browser today or try a newer browser.

Epic Journey Op De Stortemelk

Posted by on October 24, 2013

STORTEMELK2Epe, Mei 2008 – Daar zit hij weer. Terug in zijn plastic huisje op een vakantieparkje in Epe. De wannabe zeeman. Kapitein van een ‘jachie’ dat op dit moment meer regenwater boven dan stromend water onder de kiel heeft. Of je moet grondwater ook meetellen. Ik heb mijn iPodje aangesloten op de stereo en maestro Ivo Pogorelich, u allen natuurlijk welbekend, speelt een paar prachtige sonates van Scarlatti.  Heerlijk makkelijke muziek met een stevig ritme en een betoverende eenvoud. En toch… onpeilbaar diep. Die Italianen konden er wat van, zo’n driehonderd jaar geleden. Mijn Stortemelk sweater heb ik nog niet uitgedaan sinds ik hier arriveerde. Hij werd me uitgereikt door Marly de Machtige, in hoogsteigen persoon, vergezeld van een goedkeurend knikje. Dat leg je niet zomaar naast je neer ook al begint het een beetje te ruiken. En dus is het tijd om een zout avontuur(tje) aan het elektronische papier toe te vertrouwen. Het begon allemaal vorige week dinsdag.

Kauwend op een broodje kaas vlogen we op een paar duizend voet boven het bijna verlaten IJsselmeer. Het monotone gebrom van de motoren en de warmte van de zon die met volle kracht de cabine binnenstraalde brachten een apart soort geborgenheid in deze aluminium sigaar van Italiaanse makelij. We hadden een voldaan gevoel. Een opdracht boven Schagen succesvol afgerond met het mooiste weer van de wereld en nu op weg terug naar Teuge om te kijken of we nog meer konden doen op deze prachtige heldere voorjaarsdag. Beneden me zag ik een paar binnenschepen varen en even verder een tweemaster onder vol tuig. En ineens vroeg ik me af. Het zal toch niet…. Ik gebaarde Jeroen om even wat meer zuidelijk te gaan vliegen. Beneden me dat mooie schip in een wolk van zeilen, een gaffelschoener zoals…. Tegen de zon in was het moeilijk om de kleur van de romp te onderscheiden, maar de vorm van de boeg gaf negatief uitsluitsel. Het is niet de Stortemelk die daar door de groene soep klieft. De zeepbel van mijn mooie droom spatte uit elkaar. Het is ook al veel te ver in het seizoen, die zit al lang en breed in Kiel, bedacht ik me. Elk jaar krijg ik van Mike en Marly een emailtje om me op de hoogte te brengen van de jaarlijkse overtocht van Nederland naar de Oostzee. In de regel valt die overtocht midden in ons Nederlandse vliegseizoen en kan ik onmogelijk weg. Dit jaar is het voor ons een rotseizoen geweest. Het wou maar geen mooi weer worden. Pas de afgelopen week brak de hemel ineens open en hebben we dagen achtereen met drie vliegtuigen de ballen uit onze broek gevlogen. Bijna alle opdrachten boven Nederland waren nu afgerond, nog net voordat het blad aan de bomen zit. Als de Stortemelk nu nog in Nederland zou zijn zou ik wel meekunnen. Als…
Tegen beter weten in waagde ik er die avond toch maar een telefoontje aan. Allereerst Mike’s Nederlandse nummertje geprobeerd. En verdomd, hij nam op. “We liggen nu in Urk. Morgen naar Harlingen en overmorgen naar Kiel.” Mijn hart deed een sprongetje. “Heb je nog een plekkie over Mike ?”. “Natuurlijk. Als je donderdag voor 12 uur in Harlingen bent gaat alles goed komen !!” .  Weet u, soms gaat het in het leven precies zoals het moet. Alsof Vrouwe Fortuna er ineens even zin in heeft.

Donderdagochtend rond half elf meldde ik me in vol ornaat bij de Stortemelk in Harlingen. Daar trof ik twee oude bekenden, Hein en Heidi, die me aan boord hielpen. Even later mocht ik een bezwete Marly kussen die net even was wezen rennen. Dat doet ze. De rest van de ploeg was nog in diepe slaap of nog niet gearriveerd. Mike kwam even later uit zijn kapiteinsbedje naar boven en het was goed elkaar weer eens de hand te schudden. Op het dek van de Stortemelk verzamelde zich zo langzamerhand de hele crew, waarvan ik er al een aantal kende, een aantal vrij binnenkort zou leren kennen, en een paar door de taalbarriere helaas op afstand zouden blijven. Mijn Duits is beroerd, ik geef het toe. Es iest niecht anderes.
We hadden Dietmar, Stortemelk Veteraan en Linux evangelist. Daarnaast Frans, broer van Marly de Machtige. Frans werd vergezeld door zijn makker Melvin. Frans had ik al eens eerder meegemaakt, Melvin nog niet, maar die man van formaat bleek net als Frans over een gezond gevoel voor mijn humor te beschikken. Een mooi stel. Kun je nog eens mee lachen.
En toen hadden we James. Prima, dacht ik, die gaat me verstaan. Dat bleek te vroeg gejuicht. Toen ik hem in keurig Engels aansprak zochten zijn dwalende ogen wanhopig houvast aan de einder achter me. Waarom ze in godsnaam dan ook een Duitser James noemen zal me altijd een raadsel blijven. Maar het was een aimabele man die in zijn moederstaal beduidend beter uit de voeten kon zou ik later merken. Met schnapps kon-ie ook best uit de voeten trouwens.Met pasta gerechten iets minder. Jeugdtrauma.
Met de al genoemde Hein en Heidi had ik deze overtocht al eens gedaan, en het logboekje van Heidi wist te vertellen dat dit in 2002 geweest was. Wat gaat de tijd toch snel als je aan het leven bent en even niet oplet.
En dan Roland. Ik noem hem de stille genieter. Werkelijk geen woord gewisseld met de beste knul. Maar dat is niet erg. Ieder het zijne. En hij zat in ieder geval wel zichtbaar te genieten van het avontuur.
Het hele zwikkie ongeregeld werd natuurlijk onder de bezielende leiding van Mike de Meedogenloze en Marly de Machtige in het gareel gehouden tijdens de komende zware zeetocht. Direct na de kennismakingen trok Mike zijn bonuskaart en ging bij de lokale Appie nog wat broodnodige inkopen doen. Scheurbuik is vijand nummer 1 op dit soort zware, langdurige en vooral ook heldhaftige overtochten.

Voor vertrek werd een lijvig handboek ter hand genomen en werden alle aanwezigen uitgebreid gebriefed over veiligheidsvoorschriften en procedures aan boord. Europa slaat toe, en de Stortemelk werkte dit jaar voor het eerst onder een soort ISO certificaat waarvan ik de naam alweer vergeten ben. Misschien een goede ontwikkeling, maar het brengt in de regel veel papierwerk met zich mee, en het moet wel leuk blijven. Lekker een potje zeilen is niet altijd makkelijk te vangen in procedures en regeltjes.
Na de briefing kregen we van Marly in het kort aangewezen waar elk van de naar schatting 138 vallen, schoten, lijnen en touwen voor dienden. Krampachtig probeerde ik het te onthouden. Het is toch lullig als je op het commando “Trek de vliegerschoot aan !” het verkeerde touwtje losmaakt en 150 kilo gaffel op het dekhuis laat donderen. Mocht me dat gebeuren, had ik me voorgenomen, dan zou ik dat omhoogschietende touwtje heel goed vasthouden om op deze wijze een gracieuze imitatie van The Flying Dutchman uit te voeren en het schip met sierlijke waardigheid te verlaten. Het ego van de wannabe zeeman is gevoelig en een afgang ten overstaan van grinnikende medezeilers dient ten alle tijden voorkomen te worden.

Rond een uur of één was dan toch eindelijk het moment daar. Trossen los en vooruit met die schuit. Eenmaal buiten de havenhoofden van Harlingen bleek het met de wind nog alleszins mee te vallen. Kronkelend door het geultje voeren we af en toe lekker aan de wind, en kwam er soms zelfs wat zout water door het gangboord. Dit schip loopt toch hartstikke mooi als de wind er is en de zeilen goed staan. Het weer was mooi, volop zon, een volmaakt begin. Bovendien had ik mijn hulpeloosheid tussen al die lijnen aardig verborgen weten te houden. Eenmaal op open zee kwam de afzwakkende wind schuin van achter in en werd het zeilen wat lafjes. Net genoeg om nog wat voortgang te houden, maar ook niet veel meer dan dat. De verre kusten en de uren gleden langzaam voorbij. De wachten werden ingedeeld. Een Duitse en een Nederlandse wacht. Van acht tot 12 de oosterburen, van 12 tot 4 de hondewacht voor de Hollanders, en van vier tot acht dan weer de Duitse afdeling. Rond een uur of negen ging ik even te kooi om te proberen wat voor te slapen. En ik moet zeggen, dat ging prima. Slapen op een zeilend schip blijft een machtige ervaring. Het geluid van het langsborrelende water, de langzame beweging van het schip. Neptunus zong zijn slaapliedje en wiegde langzaam aan mijn bedje. Om half twaalf moest mijn telefoontje zijn uiterste best doen om me te wekken.

Eenmaal weer aan dek met een mok warme koffie in de hand kwam Hansje weer langzaam onder de levenden. Alhoewel. Levenden. Moeilijk te zien in het donker. Allemaal donkere schimmen ingepakt in zeilpakken en zie dan de juiste personen er maar uit te halen. Dacht ik, waar is Marly toch, bleek ik al een tijdje naast haar te staan. Terwijl ik juist mijn beste Duits op Heidi dacht uit te proberen.
Mike kwam ook weer boven water en de Duitse wacht ging ter kooi. Het schip was weer in Nederlandse handen. Roland, door nationale onbalans tot reserve Nederlander gebombardeerd bleef stil en genoot zoals we onderhand van hem gewend waren. De rest van ons klepperde er lustig op los. Rondom ons was de hemel bewolkt, maar recht boven ons was door een groot gat een heldere sterrenhemel zichtbaar. Het zorgde voor een sprookjesachtig coulisseneffect. Moeder Natuur pakte eens flink uit voor ons vannacht en ik zat er rustig van te genieten terwijl ik mijn warme koffie dronk.

“Kijk, daar heb je de grote beer” zei Frans de Sterrenkundige.
“O, gaan we schelden ?…” antwoordde Melvin de Omvangrijke.
En Hans sproeide zijn koffie terug in de mok. De toon was gezet. Dit wordt een leuke overtocht.

Maar Frans had wel gelijk. De Grote Beer was duidelijk zichtbaar, samen met enkele miljoenen andere sterren. Het is één van de mooie dingen van nachtelijke zeiltochten. De boot is zoveel mogelijk verduisterd om de stuurman de kans te geven elk lichtje te zien. Het gevolg is dat je pupillen volledig open staan. En als je dan naar boven kijkt….. pure onvervalste magie. Betoverend mooi. Op het land zie je misschien maar een tiende van de sterren die je op zee ziet. De hemel wordt een schouwspel waar je uren naar kunt kijken, de melkweg duidelijk zichtbaar, het flonkeren van de zwakste sterren en het schitteren van de helderste planeten. Soms een satelliet die voorbij komt. En….. al na een paar minuten zag ik een vallende ster ! Ik heb zoals gebruikelijk een wens gedaan maar had niet verwacht dat die de volgende dag al uit zou komen.

De vuurtorens aan de horizon lieten hun licht met vaste regelmaat door onze zeilen glijden. Dat geeft onbewust toch nog een verbondenheid met het vasteland.  Aan onze bakboordskant gleden in de verte de lichtjes van de grote jongens voorbij. Daar bevindt zich een soort snelweg voor grootverkeer. Ik zat echt te genieten van de speciale plaats op de wereld waar ik me nu bevond. Op een nachtelijke zee, voortgestuwd door de wind, met om me heen mensen die er net zo hard van zitten te genieten als ik. Een warme mok koffie in de hand en een beetje slap ouwehoeren over van alles en niks. Na een tijdje maakte ik even een kleine rondgang over het schip, zachtjes lopend over het dek om de slapende Duitse wacht niet wakker te maken. Over de reling van de boeg gebogen zag ik het effect van de lichtgevende algen in het water. Die plantjes geven licht als ze in beroering worden gebracht. Wat je dan ziet is dat het schuim op een golf oplicht. Zo fel dat de witte scheepsnaam op de blauwe romp er leesbaar door werd verlicht. Ook het water dat door de boot zelf in beroering wordt gebracht geeft licht. Als je dan langs de romp in het water kijkt is het net of ze op een bedje van groenig licht wordt voortgedragen. Het lijkt magie, maar is wederom puur natuur.

Tijd voor Hansje om ook maar eens het stuurwiel ter hand te nemen. Op de horizon was geen enkel kenmerk te zien om op aan te sturen, dus loerde ik intens geconcentreerd op het zacht verlichte kompas. En da’s nog niet zo makkelijk. Langzaam draait de boot van koers. Je stuurt een beetje tegen, er gebeurt niets. Je stuurt een beetje meer tegen, nog steeds draait de boot van koers. Nog maar een beetje sturen dan, langzaam stopt de draaiing. Vanaf de volgende golf draait de boot nu snel de andere kant op, door de opgegeven koers naar de andere kant. Snel tegensturen, draaien draaien draaien. Om gek van te worden. Pas na een tijd kreeg ik het trucje een beetje door. De traagheid van de boot en het naijlen van het kompas maakte het tot de kunst van het niet-sturen. Een beetje hetzelfde als ons vliegwerk. Nieuwe piloten die getraind worden om nauwkeurig het fotolijntje af te vliegen ondervinden vaak hetzelfde. Ook het GPS systeem waarop ze vliegen ijlt wat na. Bovendien zijn koersafwijkingen van een halve graad duidelijk te zien op het scherm. Na een koersafwijking sturen ze teveel, schieten door de koers heen naar de andere kant en komen in een oscillerende slalom beweging terecht die moeilijk te onderbreken is. Een gerichte klap op hun achterhoofd helpt. Soms. Pas na maanden valt het kwartje en leren ze de kunst van het niet-sturen.
Boten. Vliegtuigen. Het is allemaal één pot nat….

Na een tijdje kwam ons de Bisschop Van Arkel voorbij. Een zeilschip dat iets na ons uit Harlingen vertrokken was, en eveneens onderweg naar Kiel. De Bisschop voerde weinig zeil, en het gebrom dat de nachtelijke rust verstoorde gaf uitleg aan haar hogere snelheid. We wisten dat dit schip bij vertrek onderbemand was, dus het was begrijpelijk. Pas later in Kiel maakten we kennis met de stoere be’man’ning aan boord van de Bisschop. Het heklichtje dat nu voor ons uit voer was voor mij een geschenk uit de hemel. Weg met dat onwillige kompas, dat lichtje daar op de horizon, daar ga ik achteraan !
Mike vertelde het verhaal van de Bisschop Van Arkel. Vorig jaar verloor deze schoener tijdens een vaartocht allebei haar masten. Het was een kettingreactie die in gang gezet werd door het afbreken van het waterstag. Niemand raakte gewond, maar het was een ramp voor het schip. Erik, schipper van de Bisschop vertelde later dat hij weken aan een stuk heeft doorgewerkt om de boot weer in de vaart te krijgen. Nieuwe masten besteld, schade aan stuurhuis en dek hersteld. Discussies met de verzekeringsmensen die het altijd zo goed voor hebben met ons. Zolang je geen schade maakt tenminste. Mede door de steun van de collega zeilschepen in Kiel was de Bisschop hetzelfde seizoen alweer in de vaart. Vakmanschap is Meesterschap, maar Broederschap hoort evengoed in dat rijtje. Misschien wel op de eerste plaats.

Punktlich vier uur kwam de Duitse ploeg weer aan dek. Wij waren toch wel moe en verkleumd, en waren blij dat we weer even onder de wol mochten kruipen. Neptunus zong met borrelende bas zijn slaapliedje, waarvan ik het eerste couplet ternauwernood meekreeg. Daarna alleen nog een heerlijke droom van verre kusten, zoute avonturen en … nou ja, heupwiegende dolfijnen of zo.
Wreed werd ik hieruit gewekt. Het leven op zee is hard. Ik kleedde me aan. Met de kou van de afgelopen nacht in gedachten deed ik hiervoor extra mijn best. Dubbele sokken, extra warme muts, wollen sjaaltje. Alles flink ingepakt en dichtgesnoerd want de ochtend is het koudste moment van de dag. Tevreden met het bereikte resultaat stapte ik aan dek. De zon scheen volop. De motor was gestart bij gebrek aan wind (niks van gemerkt, te druk met dolfijntjes aan het spelen) en aan dek was het compleet windstil. Om me heen mensen in T-shirts of hemdsmouwen. Er verscheen een klein zweetdruppeltje op mijn voorhoofd. Someone is slightly overdressed….it could be me.

We vorderden gestaag richting Elbe. En hoe dichterbij we kwamen, hoe meer grote containerschepen ons voorbij kwamen. Sommige tot dik 300 meter lengte. Eigenlijk begon ik het wel jammer te vinden dat de tocht over zee aan het eind van deze dag alweer voorbij zou zijn. Ik had er nog wel een paar daagjes achteraan willen plakken. En nachtjes. Nog meer sterrenhemels. Nog meer zwarte golven met wit oplichtend schuim. Maar we mogen niet klagen. Het weer was fantastisch, volop zon die mijn bleke kop een lekker kleurtje gaf, en ik heb heerlijk voor me uit kunnen staren, uitkijkend over een nooit vervelend schouwspel van wind en golven. Altijd lekker om je gedachten eens rustig te ordenen. Tot jezelf te komen. Het was precies wat ik nodig had.

Na een lang stuk op de Elbe (altijd langer dan je denkt) staken we in de namiddag de sluis van het Kieler Kanaal in en was het na het schutten en aanleggen voor de nacht tijd voor een biertje. En nog een biertje. En een glaasje schnapps. En vooruit, dan nog maar een biertje om die vreselijke bende weg te spoelen. Hansje is niet (meer) zo geoefend in het innemen van alcohol en had al snel last van neerzakkende oogleden. ‘Gute nacht’ mompelend verdween ik enigszins onvast ter been (landziekte !!) naar kooi.
De volgende ochtend, acht uur, de tocht door het Kieler Kanaal. Een overwegend saaie dagtocht, maar de gigantische schepen die ons voorbij kwamen stomen maakten veel goed. We moesten zelfs even op de rem omdat er een opstopping van mastodonten voor ons lag. Mike had tijd om wat onderhoud te doen aan de kajuitdeur. Het houtwerk was verweerd, dus moest er veel geschuurd worden. Schuurdeur. Terwijl de kapitein zich met krabber en schuurmachine in het zweet werkte kreeg hij van allerlei kanten ongevraagd ‘goede’ adviezen. Ook hier geldt immers: De beste schuurlui staan aan wal. Met de handen in de zakken. Of met een warme kop koffie. Halverwege het kanaal kwam ons het Deense koninklijk jacht begroeten. Ik heb er nog een fotootje van. Als je goed kijkt zie je achter een van de patrijspoorten Margaretha met wilde haardos al tandenpoetsend wat verveeld naar buiten loeren, meer mascara op haar wangen dan op haar ogen. Het was weer een zware nacht denk ik.

Na de laatste sluis die we deelden met de grote containerjongens die ons zo gehaast voorbij hadden gestoomd legden we aan tegen de Bisschop Van Arkel. Op het voordek waren twee lieftallige jongedames wat met touwtjes aan het klooien. Leuke passagiers, dacht ik nog. Het einde dags biertje werd getapt. Ik besloot het dit keer bij één te houden, ik leer snel. Mike was intussen al begonnen aan een vispotje en de bemanning van de Bisschop werd ook uitgenodigd. Het gaf me de kans kennis te maken met Erik, schipper van de Bisschop. Wat een relaxte vent is dat. En met een goed gevoel voor humor. We hebben een tijdje over katten gepraat (vraag me niet hoe we erop kwamen) en over de ontmasting van zijn boot. Hij moet een ontzettende drive hebben gehad om het allemaal weer voor elkaar te krijgen, en kon nu weer met tevredenheid zijn schip aanschouwen. Zijn be’man’ning voor deze overtocht bestond uit…. de twee jongedames van het voordek. Erik’s human resource management werkt in ieder geval prima, en ik bedacht me dat ik misschien wel op de verkeerde boot was aangemonsterd op deze tocht. Stoere meiden hoor. Mijn verbazing zou nog groter worden.

De volgende ochtend was ik al vrij vroeg aan dek. Met een mok koffie in de hand heb ik toen even gepraat met Alida, één van Eriks angels. Stralende blonde schoonheid van, pakkembeet 20 jaar. De vorige avond constateerde ik al dat ze verdacht veel wist van deze schepen. Ze vertelde me dat ze als schippersdochter is opgegroeid. Haar vader vaart een charterschip vanuit Harlingen. Vandaar haar parate kennis. Ze liet me, trots, een mooi artikel lezen in een Engelse Classic ships glossy over de boot van haar vader. Niet zomaar een passagiere, deze dame, een echte matroos, en nog beroemd ook. Na het ontbijt stonden ze wat op het voordek te rommelen met klimtuigjes. Alida had zichzelf behangen met een gigantische bahco van een kilo of acht, en nog wat zwaar gereedschap. “Wat is het plan ?”  vroeg ik onschuldig. “O, de bovenste verstaging moet wat strakker gezet…”. Nee ok….dat meent ze niet… Ik keek eens omhoog. Een metertje of vijfentwintig, dertig. Mijn blik zakte weer terug naar Alida die heel casual haar tuigje aan het vastmaken was. Langzaam zakte mijn onderkaak tot op het gangboord. “Oh. Ok. Ik maak wel wat fotootjes…” mompelde ik. En verdomd, nog geen vijf minuten later zaten ze allebei bovenin de mast. Goedendag. Er is nog hoop voor deze wereld !!

Die ochtend hebben Frans, Melvin en ik plannen gemaakt voor de terugreis naar Nederland. Met tegenzin, moet ik zeggen. Deze paar dagen op de Stortemelk maakten dat ik eigenlijk helemaal nog niet terug wilde. Liever was ik als dekzwabber-met-een-attitude aangemonsterd op een van die schuiten. Zwerven op de Oostzee. Mijn Duits een beetje ophalen. Eilandjes bekijken. Maar voor ik het wist zat ik in een Mercedes. De kleinste die ze hadden, maar het gekke koekblik deed nog 193 stundenkilometer op de duitse Autobahn. Veel te snel verdween Kiel achter me. Maar ik kom terug. Ik ga die twintig ton staal van mij zo snel mogelijk klaarmaken. En dan kom ik terug. Rondje Denemarken als voorbereiding op het echte werk. Frans en Melvin hebben al toegezegd op te willen stappen als ik met de Fair Dinkum bijvoorbeeld eens ga kijken of IJsland er nog ligt. Beetje barbecueen op een vulkaan. En daarna ? Rondje atlantic ? Rondje wereld ? Wegvaren en nooit meer terugkomen ? Ik zie wel. Ik heb het zout weer geproefd. Het was nodig. En de Stortemelk was er, op de juiste plek en precies op de juiste tijd.

Morgen is er mooi helder weer voorspeld. Dan ga ik maar weer eens kijken hoe de wereld er van boven uitziet. Beetje geld verdienen. Misschien zie ik nog een bootje varen op het IJsselmeer. Wie weet.

Tolle sache na !!

Tschusssss !

Hanz

Comments are closed.